Terwijl mijn man niet thuis was, zei mijn schoonvader dat ik een hamer moest pakken en de tegel achter het toilet moest breken: achter de tegel zag ik een gat, en in dat gat was iets afschuwelijks verborgen.
Ik stond in de keuken de afwas te doen. Mijn zoon speelde bij de buren en mijn man was boodschappen gaan doen. Het leek een gewone avond. Maar op dat moment voelde ik iemand achter me staan. Ik draaide me om – het was mijn schoonvader. Zijn gezicht was gespannen, zijn blik scherp en waakzaam.
‘We moeten praten,’ fluisterde hij zo zachtjes dat ik hem nauwelijks kon verstaan boven het geluid van het water. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik bezorgd, terwijl ik mijn handen aan een handdoek afdroogde.
Hij deed een stap dichterbij en boog zich naar mijn oor:
“Zolang je zoon er niet is… pak de hamer en breek de tegel achter het toilet in de badkamer. Niemand mag het weten.”
Ik moest onwillekeurig lachen – ik dacht dat de oude man zijn verstand had verloren.
“Waarom de renovatie verpesten? We verkopen dit huis binnenkort…”
Maar hij onderbrak me abrupt en kneep met zijn magere handen in mijn vingers:
“Je man bedriegt je. De waarheid ligt voor hem.”
Er was iets in zijn ogen dat ik niet kon negeren. Hij was bang. Bang alsof zijn leven van dit gesprek afhing.