‘Wat een heerlijke buurt,’ zei ze, terwijl haar blik weer naar de deuropening dwaalde. ‘Rustig. Schoon. Heel… ordelijk.’
Jack sloeg zijn armen over elkaar. « We zijn hier gewoon voor ons werk. Dat zou geen problemen moeten opleveren. »
‘O, natuurlijk!’ zei ze, haar toon iets te opgewekt. ‘Ik wilde alleen even welkom heten. En nog één dingetje…’
Ik voelde het aankomen. Die omslag van koekjes naar klachten.
« Onze Vereniging van Huiseigenaren (VvH) is erg vriendelijk, maar wel streng, en heeft een regel over auto’s, » zei ze. « Er mag maar één auto per huishouden op de oprit staan. »
Ik knipperde met mijn ogen. « Eén auto ? »
‘Ja,’ zei ze, haar stem verstrakkend. ‘Geen uitzonderingen. Zo blijft de buurt er netjes en opgeruimd uitzien.’
Jack trok zijn wenkbrauwen op. « Maar we parkeren niet op straat. Beide auto’s passen prima op de oprit. »
‘Ik weet het,’ zei ze met een lichte kanteling van haar hoofd. ‘Maar het zijn nog steeds twee auto’s. Eén huis. Eén oprit. Eén auto.’
‘We zijn hier maar tijdelijk,’ zei ik. ‘We zijn geen permanente bewoners.’
Ze glimlachte breed. « Regels gelden voor iedereen. Dat is juist het mooie ervan. »
Jack keek haar lang aan. « Nou, bedankt voor de koekjes. »
‘Geniet ervan!’ riep ze vrolijk. ‘En maak je geen zorgen, ik weet zeker dat je je prima zult aanpassen.’
We deden de deur dicht.
‘Dat was nogal wat,’ zei Jack.
‘Ze keek langs me heen alsof ze verwachtte een drugsdeal in de keuken te zien plaatsvinden,’ zei ik, terwijl ik het dienblad op het aanrecht zette.
« Wedden dat ze onze kentekenplaten al uit haar hoofd kent? »
“Laat haar maar gaan. We overtreden toch geen wetten? Gewoon een overenthousiaste buurvrouw met te veel tijd.”
Jack haalde zijn schouders op. « Koekjes ruiken wel lekker. »
Drie dagen later werd ik wakker van een vreemd geluid buiten. Het was vroeg. Nog donker. Dat koude, grijze uur voor zonsopgang.
Klank. Klank. Gezoem.
Vervolg op de volgende pagina: