De storm die nacht was niet zomaar het weer; het was een voorbode. De regen kletterde tegen de ramen van het oude Victoriaanse landgoed aan de rand van de stad, klinkend als handenvol grind gegooid door een woedende god. Binnen was het stil in huis, op het tikken van een staande klok na, die al drie generaties lang de tijd aangaf.
Evelyn , zeventig jaar oud, zat in haar leesstoel. Ze was een kleine vrouw met zilvergrijs haar, netjes opgestoken in een knot, en handen die, ondanks hun leeftijd, nog steeds stevig in hun handen zaten terwijl ze haar kruidenthee vasthield. Voor de buitenwereld was ze slechts een gepensioneerde, een stille weduwe die haar rozen verzorgde en anoniem doneerde aan de plaatselijke bibliotheek.
De zware eikenhouten voordeur rinkelde niet; hij bonkte. Een zwak, wanhopig geluid, nauwelijks hoorbaar boven de wind.
Evelyn zette haar thee neer. Haar instincten, aangescherpt door veertig jaar navigeren in de meedogenloze zakenwereld vóór haar pensionering, laaiden onmiddellijk op. Ze liep niet; ze bewoog zich met een snelheid die haar leeftijd tegensprak.
Ze trok de zware deur open. De wind gierde de gang in en bracht een doorweekte figuur met zich mee, die hevig rilde.
Het was Sarah . Haar dochter.
‘Mam…’ fluisterde Sarah. Het woord was gebroken, als een scherf glas.
Evelyn trok haar naar binnen en sloeg de deur met een harde klap dicht. Toen het licht in de hal op Sarah’s gezicht viel, voelde Evelyn een koude, moordlustige woede in haar borst opwellen.
Sarahs lip was gescheurd. Een donkere, lelijke blauwe plek verspreidde zich al over haar jukbeen en kleurde haar huid paars. Ze droeg alleen een dunne regenjas over haar pyjama, was blootsvoets en bloedde.
Sarah zakte in de armen van haar moeder, haar benen begaven het.
‘Hij… hij heeft me geslagen, mam,’ snikte Sarah, haar stem gedempt door Evelyns wollen vest. ‘Mark… hij kwam dronken thuis. Hij was aan het feesten.’
‘Wat vieren we?’ vroeg Evelyn, haar stem angstaanjagend kalm terwijl ze over het natte haar van haar dochter streek.
‘Hij is vandaag tot CEO benoemd,’ stamelde Sarah. ‘Hij zei… hij zei dat een CEO een bepaald soort vrouw nodig heeft. Hij zei dat ik te gewoon was. Te simpel. Hij zei dat hij iemand ‘chiquer’ nodig had om de klanten te vermaken. Hij heeft me eruit gegooid… hij zei dat ik slecht was voor zijn imago.’
Evelyn schreeuwde niet. Ze huilde niet. Ze keek naar de blauwe plek op het gezicht van haar dochter – een litteken achtergelaten door een man die dacht dat macht hem het recht gaf om te kwetsen.
‘Wil hij nou klasse?’ fluisterde Evelyn, haar ogen verhardden tot staal. ‘Ik zal hem wel leren wat klasse is.’
Evelyn bracht het volgende uur door met de zorg voor haar kind. Ze liet een warm bad vollopen, legde ijs op de blauwe plekken en bleef naast het bed zitten tot Sarah, uitgeput door trauma en tranen, eindelijk in een onrustige slaap viel.
Pas toen bewoog Evelyn zich.