Een paar dagen later besloot ik David aan te spreken. Hij woonde nog steeds in hetzelfde huis dat hij met mijn moeder had gedeeld, die inmiddels met pensioen was en hertrouwd. Toen hij de deur opendeed en me zag, stond er verbazing op zijn gezicht te lezen – en nog iets anders wat ik niet kon plaatsen.
« Lily, » zei hij zachtjes. « Het is al jaren geleden. »
‘Ja,’ antwoordde ik. ‘We moeten praten.’
We zaten in de woonkamer, waar de tijd leek stil te staan. Dezelfde bank met bloemenprint, dezelfde ingelijste foto van mijn moeder op de schoorsteenmantel.
Ik haalde de brief tevoorschijn. ‘Ik heb de trouwjurk van mijn moeder gevonden,’ zei ik. ‘Er zat een briefje in. Ze schreef dat ze bang was. Dat ze iets over jou had ontdekt.’
Hij verstijfde, zijn uitdrukking veranderde. « Wat bedoel je? »
Ik keek hem recht in de ogen. « Je hebt tegen haar gelogen, David? Over je verleden? Over je ex-vrouw? »
Hij slaakte een lange, vermoeide zucht. « Ik heb niet gelogen, » zei hij zachtjes. « Ik heb haar niet alles verteld. Margaret was… ingewikkeld. De scheiding was nog niet rond toen ik je moeder ontmoette. Ik wachtte tot de formaliteiten waren afgerond, maar ze kwam erachter voordat ik het kon uitleggen. Ze dacht dat ik haar had verraden. »
« En het geld? »
Hij aarzelde. « Ik had het geleend om de laatste details van de scheiding af te ronden. Ik was van plan het terug te betalen, maar toen ze me ermee confronteerde, was ze woedend. Ze zei dat ze me niet meer kon vertrouwen. »
Hij keek naar zijn handen. « Ze is die ochtend vertrokken. Ik heb haar gesmeekt te blijven, maar ze had haar besluit al genomen. »
Er klonk pijn in haar stem, maar ook schuldgevoel. Ik wist niet wat ik moest geloven.
‘Waarom heb je me dat nooit verteld?’ fluisterde ik.
‘Omdat ik je wilde beschermen,’ zei hij zachtjes. ‘Je was nog een kind. Je had al zoveel verloren.’
Toen keek hij me aan, zijn ogen fonkelden. ‘Ik hield van je moeder, Lily. Ik heb haar geen kwaad gedaan. Ik weet niet wat er gebeurde nadat ze vertrok, en het is iets waar ik altijd spijt van zal hebben.’
Toen ik haar huis verliet, voelde ik me zowel lichter als zwaarder. Lichter omdat ik eindelijk begreep dat mijn moeder niet uit egoïsme was verdwenen. Zwaarder omdat sommige vragen nooit beantwoord zouden worden.
Een paar weken later besloot ik iets met die jurk te doen. Ik kon hem niet houden – hij droeg te veel pijn met zich mee, te veel spoken van wat had kunnen zijn.
Ik heb de jurk laten reinigen en gedoneerd aan een organisatie die trouwjurken verstrekt aan vrouwen die zich er geen kunnen veroorloven. Dat leek me de juiste keuze. Mijn moeder geloofde altijd in tweede kansen, in het idee om anderen te helpen een nieuw hoofdstuk te beginnen.