Chocoladepudding is een klassiek dessert waar bijna iedereen voor zwicht: zacht, romig en heerlijk vol van smaak. Het vormt de perfecte afsluiter van een maaltijd en is bovendien verrassend eenvoudig om te maken. Dankzij de snelle bereiding en de toegankelijke ingrediënten is dit een ideaal nagerecht voor zowel doordeweekse diners als speciale momenten. Hieronder ontdek je hoe je dit dessert in enkele heldere stappen tot een zacht en glad resultaat brengt, met tips om klontjes te voorkomen en de smaak optimaal tot zijn recht te laten komen.
Ingrediënten
- 500 ml melk
- 100 g suiker
- 50 g ongezoete cacaopoeder
- 40 g maïzena
- 1 snufje zout
- 1 theelepel vanille-extract (optioneel)
- 50 g pure chocolade (voor een nog romigere consistentie)
Richtsnoeren
- Bereid de droge ingrediënten voor: Meng in een kom de ongezoete cacao, maïzena, suiker en een snufje zout. Roer alles goed door zodat er geen droge klontjes achterblijven; een gelijkmatige verdeling maakt het later veel makkelijker om een gladde pudding te krijgen. Gebruik bij voorkeur een fijne zeef als je merkt dat de cacao wat klonterig is.
- De melk verwarmen: Verhit de melk in een pan op middelhoog vuur en roer hierbij af en toe om aanbranden te voorkomen. Zodra de melk duidelijk verwarmt maar nog niet kookt, voeg je het mengsel van cacao en zetmeel geleidelijk toe. Blijf tijdens het toevoegen stevig roeren zodat de droge ingrediënten goed oplossen.
- Roeren en koken: Blijf het mengsel voortdurend roeren, bij voorkeur met een garde, zodat het niet aan de bodem hecht of gaat klonteren. Wanneer de pudding begint te verdikken — meestal merkbaar door een zwaardere weerstand tijdens het roeren — verlaag je het vuur. Laat het geheel nog 2-3 minuten zachtjes doorkoken, zodat de maïzena volledig kan garen en de pudding een stabiele structuur krijgt.