Het stak, maar ik slikte het door.
Dat doe je als je 17 bent en denkt dat familie voor altijd is.
Hoofdstuk 1: Het onzichtbare meisje
De zomer voor mijn derde jaar op de middelbare school brandt er een herinnering die nog steeds helder is. Het voelt alsof het een eeuwigheid geleden is.
Noah en ik zaten op het dak van ons huis, een geheime schuilplaats waar we stiekem naartoe slopen als we de ruzies van onze ouders wilden ontlopen. De sterren stonden aan de hemel, een deken van glinsterende speldenprikjes tegen een inktzwart canvas, en de lucht was warm en zwaar van de geur van kamperfoelie.
Noah vertelde me over zijn plannen om zich aan te melden voor een opleiding geneeskunde, zijn stem vol enthousiasme die zijn ogen deed stralen. Zijn dromen waren groot – groter dan ons kleine stadje, groter dan ons afbrokkelende huis, groter dan de stille teleurstelling van onze ouders.
« Je gaat het doen, Noah, » zei ik, terwijl ik mijn knieën omhelsde, mijn stem vol hoop.
« Je gaat dokter worden en levens redden. »
Hij grijnsde – ontspannen en zelfverzekerd – en streek door mijn haar.
« En jij wordt een geweldige kunstenaar, Sarah. Laat je niet door mama en papa anders wijsmaken. »
Ik lachte, maar het klonk hol.
Zelfs toen was de druk van hun verwachtingen – of het totale gebrek daaraan voor mij – verstikkend.
Noach was hun toekomst.
Ik was er gewoon… bij. Een satelliet die rond hun gouden zoon cirkelde.
Later die nacht, toen we weer door mijn slaapkamerraam klommen, hoorde ik de stemmen van mijn ouders van beneden komen. De toon van mijn vader was zacht, met de bekende frustratie erdoorheen.
« We kunnen het ons niet veroorloven dat ze allebei naar de universiteit gaan, Linda. Noah is degene die echt een kans maakt. »
Het antwoord van moeder was zacht, bijna een gefluister, maar het sneed dieper dan welke schreeuw dan ook.
« Sarah redt zich wel. Ze is een meisje. Ze komt er wel uit. »
De woorden bleven in de lucht hangen: zwaar en verstikkend.
Het was de eerste keer dat ik echt begreep dat ik onzichtbaar voor hen was.
Een schaduw naast Noahs genialiteit.
Ik vertelde hem niet wat ik had gehoord. Ik wilde het moment niet verpesten – die zeldzame, kostbare momenten waarop hij me het gevoel gaf dat ik gezien werd.
Maar die nacht brak er iets in mij.
Een stille breuk.
Hoofdstuk 2: De schreeuw en de stilte
Het ongeluk gebeurde op een regenachtige oktoberavond, de nacht die mijn leven in tweeën splitste: een voor- en een na-moment.
Noah had net zijn rijbewijs gehaald en reed ons na een voetbalwedstrijd naar huis, de sensatie van de overwinning hing nog in de lucht. Ik zat wat aan de radio te prutsen en te lachen om een flauwe grap die hij maakte over de te strakke broek van onze coach.
De weg glinsterde van de regen.
Koplampen vervaagden tot witte strepen.
En toen—
Een piepend geluid van banden.
Een knal van verdraaiend metaal.
Een heftige schok.
Dan duisternis.
Koude, absolute duisternis.
Toen ik wakker werd, deed alles pijn.