Rechts.
Ze kwamen elke avond stipt om tien uur terug. Ze vroegen nooit om extra service, ze gingen nooit naar de eetzaal en, het meest verontrustend, het meisje was nooit alleen. Rubén volgde haar overal, zelfs naar de automaat. Mariela probeerde een keer naar haar te glimlachen. De blik van het meisje kruiste even de hare, een stille noodkreet flitste in haar ogen.

Op een avond, toen het hostel bijna leeg was, ging Mariela met een paar schone handdoeken naar boven. Toen ze langs kamer 207 liep, hield ze abrupt stil. Een schorre mannenstem mompelde iets, de toon zo hard dat ze zich vastgreep aan het handdoekenrek. Ze probeerde zichzelf wijs te maken dat het haar niets aanging.
Maar later, toen hij een vloerkleed in de gang neerlegde, merkte hij dat het badkamerraam van kamer 207 een klein beetje openstond. Hij keek naar binnen en zag een tafereel dat hij nooit zou vergeten.
Het meisje zat op de rand van het bed, stilletjes te huilen, een donkere blauwe plek ontsierde haar arm. Rubén greep haar pols vast en sprak dreigend en beheerst, vlak voor haar gezicht. De angst van het meisje was overduidelijk.
Mariela’s hart bonkte in haar keel. Ze wist dat er iets mis was. Diezelfde nacht besloot ze in actie te komen.
De beslissing die niemand anders durfde te nemen
Terug op kantoor liep Mariela nerveus heen en weer, haar handen trillend. Twijfels kwelden haar: wat als Rubén echt de vader van het meisje was? Wat als ze de situatie verkeerd had begrepen? Ze wist dat de politie soms « verdachten zonder bewijs » seponeerde, maar ze had de blauwe plek gezien, de angst, de hulpeloosheid.
Een half uur later ging ze weer naar boven. Kamer 207 was stil, op het metalen klikje van een slot na. Ze wachtte, haar hart bonzend, en keek toen weer door het zijraam naar buiten. Rubén zat te drinken, het meisje stond roerloos in de hoek. Zijn gemompel klonk dreigend, hoewel ze de woorden niet kon verstaan.
Geen wachten meer. Mariela belde de plaatselijke politie en legde uit wat ze had gezien. Ze beloofden agenten te sturen, maar die moesten eerst onderzoek doen. Ze kon niet stilzitten. Ze liep door de verdieping, deed alsof ze de kamers controleerde en probeerde aanwijzingen te vinden.
Toen hoorde ze het: een verstikte snik, een klap, een schreeuw die haar bloed deed stollen.
Ze rende naar kamer 207 en schreeuwde: « Is alles daar binnen in orde?! » Haar stem trilde, maar ze bleef roerloos staan.
Een gespannen stilte. Toen naderden Rubéns zware voetstappen. Hij opende de deur op een kier, met een geïrriteerde uitdrukking op zijn gezicht.
‘Het gaat goed met ons,’ zei hij abrupt.
Mariela zag het meisje achter hem: haar wangen licht gerimpeld, haar lichaam gespannen. Dat was de laatste duw.