Mariela zette haar voet stevig tegen de deur. « Ik wil met het meisje praten, » zei ze vastberaden.
Rubéns woede was duidelijk zichtbaar. Even vreesde Mariela dat hij zou toeslaan. Maar uiteindelijk deed hij een stap achteruit, waardoor een deel van de kamer zichtbaar werd.
De kamer rook naar alcohol en vocht; de gordijnen waren half gescheurd, het bed een puinhoop. Het meisje lag opgerold in een hoek en omhelsde zichzelf. Mariela kwam voorzichtig dichterbij.
‘Gaat het goed met je?’ vroeg hij zachtjes.
Het meisje keek Rubén aan en schudde toen langzaam haar hoofd. Mariela’s vastberadenheid nam toe. « De politie komt eraan, » zei ze met een autoriteit waarvan ze zich niet bewust was geweest.
Rubéns gezichtsuitdrukking veranderde: eerst verbazing, toen woede, toen angst. Hij liep naar haar toe, maar beneden klonken voetstappen en geschreeuw. De agenten kwamen aanstormen en renden de trap op. Rubén had nauwelijks tijd om te reageren voordat ze hem tegen de grond werkten en hem handboeien omdeden. Hij schreeuwde en probeerde het meisje te manipuleren, maar ze bleef stil en huilde zachtjes.
Een vrouwelijke agent knielde naast haar neer. ‘Je bent nu veilig,’ fluisterde ze. Na een lange stilte fluisterde het meisje haar naam: Lucía. Ze was niet Rubéns dochter; hij had haar ontvoerd nadat haar moeder hem had willen aangeven voor huiselijk geweld. Ze waren naar verre steden gevlucht en hadden zich verstopt in goedkope hostels.
Diezelfde nacht brachten de beschermingsdiensten Lucía naar een veilige locatie. Rubén werd gearresteerd in afwachting van zijn proces, dankzij de waakzaamheid en getuigenis van Mariela.
Enkele dagen later ontving Mariela een briefje, geschreven in een wankel handschrift:
« Bedankt dat je niet wegkeek. »
Mariela stopte het in haar schortzak, wetende dat hoewel het hostel haar confronteerde met de donkerste kanten van het leven, het haar ook de mogelijkheid bood om een lichtje aan te doen wanneer dat het hardst nodig was. En dat licht had een leven gered.