Ze beet op haar lip. Ze dacht aan haar moeder, met haar droge hoest en vermoeide ogen.
Hij zuchtte diep, draaide zich om en vertrok.
« Mevrouw… », zei hij, terwijl hij naast haar hurkte. « Gaat het wel goed met u? »
De oude vrouw sloeg haar ogen op. Haar blik was gesluierd, maar er was nog een sprankje waardigheid in te zien.
« Ik voelde me duizelig… », mompelde ze zwakjes. « Ik denk dat mijn bloeddruk is gedaald. Ik kan niet opstaan. »
Luis besefte dat zijn handen ijskoud waren. Zonder erbij na te denken trok hij zijn jas uit, die weliswaar doorweekt maar nog een beetje warm was, en sloeg hem over zijn schouders.
—Ik help je wel, oké? Houd je vast aan mijn nek.
Ze aarzelde, beschaamd.
—Ik wil je niet storen, mijn zoon…