Toen mijn schoondochter, Alice, me de keurig ingepakte doos overhandigde, wist ik niet wat ik moest verwachten. Het was twee weken voor haar bruiloft met mijn zoon, Michael, en we hadden net geluncht in een rustig café waar ze graag kwam. Het gesprek was beleefd, zij het een beetje stijfjes. Alice en ik waren nooit echt close geweest. We hadden wat je een ‘hartelijke afstand’ zou kunnen noemen – beleefd aan de oppervlakte, maar altijd voorzichtig om elkaar niet voor de voeten te lopen.
Dus toen ze met een stralende, verwachtingsvolle glimlach het doosje over de tafel schoof en zei: « Ik heb iets voor je om aan te trekken voor de bruiloft, » knipperde ik verbaasd met mijn ogen.
‘Oh, Alice, dat is heel aardig van je,’ zei ik, terwijl ik voorzichtig het lint losmaakte.
Binnenin lag een smetteloze, zwierige maxi-jurk, wit, verfijnd, met subtiele kanten details rond de mouwen en de halslijn. Mijn hart zonk in mijn schoenen.
Het was wit.
Ik knipperde nog eens met mijn ogen, in de veronderstelling dat het licht me misschien voor de gek hield. Maar nee, het was zo wit als vers gevallen sneeuw.
Mijn eerste gedachte was: ze probeert me erin te luizen.
Iedereen kent de ongeschreven regel van bruiloften: geen enkele gast, en zeker niet de moeder van de bruidegom, draagt wit. Het wordt als respectloos, zelfs beledigend beschouwd, omdat wit de kleur van de bruid is, haar moment. En Alice, die zo nauwgezet en op haar imago lette, wist dat als geen ander.
Ik probeerde kalm te blijven. « Alice… dit is prachtig, maar weet je het zeker? Het is wit. Zou het niet— »
Ze onderbrak me snel en glimlachte op die beleefde, maar ietwat geforceerde manier die ze had als ze een gesprek wilde beëindigen voordat het goed en wel begonnen was. ‘Ik weet dat het wit is, Helen. Dat is de bedoeling. Ik wil dat je het draagt. Het is een symbool van eenheid, van puurheid, alsof we families verenigen, weet je?’
Ik staarde haar aan en probeerde haar gezichtsuitdrukking te lezen. « Weet je het zeker? »
‘Absoluut,’ zei ze, iets te stellig. ‘Alsjeblieft, Helen. Ik heb hem speciaal voor jou uitgekozen. Het zou me echt heel veel betekenen als je hem zou dragen. Eerlijk gezegd zou ik het heel jammer vinden als je dat niet deed.’
Die laatste zin kwam aan als een waarschuwing vermomd als een glimlach.
Ik knikte langzaam, mijn borst trok samen. « Nou, als je erop staat. »
Toen de ober met de rekening langskwam, reikte ze over de tafel en raakte even mijn hand aan. « Dank je wel, Helen. Dit betekent heel veel voor me. »
Ik glimlachte terug, hoewel mijn gedachten alle kanten op schoten. Wat is ze van plan?