3. Lagen maken – het vouwen
Strooi bloem op het werkblad en rol het deeg uit tot een rechthoek van ongeveer 20×30 cm. Leg de boter op de onderste helft van het deeg zonder de randen te overschrijden. Vouw het deeg dicht zodat de boter volledig is omsloten.
Rol nu voorzichtig uit tot een nieuwe rechthoek van ongeveer 20×40 cm. Vouw het deeg als een boek in drie delen. Dit is de eerste “toer”. Laat het 30 minuten rusten in de koelkast.
Herhaal dit proces 2–3 keer: uitrollen, in drieën vouwen, koelen. Dankzij deze opeenvolgende toeren ontstaat het typische bladerdeeg met zijn vele dunne laagjes.
4. Het deeg gebruiken en bakken
Na de laatste rusttijd is het deeg klaar om te verwerken. Rol het uit tot de gewenste dikte en vorm: voor croissants, koekjes, pasteitjes, quiches of lichte bladerdeeghapjes.
Verwarm de oven voor op 200°C (of 180°C hetelucht). Bak 15–20 minuten, afhankelijk van de grootte en vorm van je deeg. Het bladerdeeg moet mooi goudbruin en knapperig zijn.