Na drie lange, uitputtende weken van zakenreizen was Vanessa eindelijk op weg naar huis, naar San Diego. Het was al ruim na middernacht toen ze landde. Haar lichaam deed pijn van de jetlag, maar haar hart was gevuld met verwachting. Ze had de perfecte verrassing voor haar man, Eric , voorbereid : geen waarschuwing, geen telefoontjes. Gewoon een stille thuiskomst en een glipje naast hem in bed, zoals ze dat deden toen het leven nog simpeler was.
Maar de avond dat hij thuiskwam, was niets meer eenvoudig.
Een stille terugkeer verandert in een moment van schok.
Het huis was donker toen Vanessa binnenkwam. Ze trok haar schoenen uit, zette haar tassen neer en sloop op haar tenen door de gang. Ze wilde Eric niet wakker maken. Ze wilde gewoon in bed kruipen en de warmte van thuis weer voelen.
Maar toen hij de deur van hun slaapkamer opende, verstijfde hij.
Daar, in het bleke maanlicht, lag Eric, diep in slaap aan zijn kant van het bed.
En naast hem, opgerold in een zachte blauwe deken, lag een baby .
Vanessa hield haar adem in. Een kind? In hun bed? Op haar plek?
Ze hadden geen kinderen. Ze hadden het nooit over de voogdij gehad. Eric had geen familie in de buurt: geen kleinkinderen, geen achterkleinkinderen. Hij zocht naar antwoorden, maar vond er geen.
Haar handen trilden toen ze de kamer doorliep en Eric voorzichtig vasthield. « Eric. Word wakker. Nu. »
Hij bewoog zich, knipperend in zijn slaap. « Vanessa? Wat doe je thuis? »
‘In de keuken,’ zei hij kortaf. ‘We moeten praten.’