‘Dus je hebt ze gevonden,’ zei hij vermoeid.
‘Wat is dit?!’ schreeuwde ik, hoewel mijn stem mijn trillen verraadde. ‘Van wie zijn ze?!’
Hij sloeg zijn ogen neer, bleef lange tijd stil en begon toen met zachte stem te spreken:
“Je man… hij is niet wie hij lijkt. Hij heeft levens genomen. Daarna heeft hij de lichamen verbrand… maar tanden branden niet. Hij heeft ze eruit getrokken en thuis verstopt.”
Ik kon het niet geloven. Mijn man – een zorgzame vader, een betrouwbaar persoon. Maar daar lag het bewijs voor me.
‘Je wist het?’ fluisterde ik.
Mijn schoonvader sloeg zijn ogen op. Er was geen opluchting in te zien, alleen vermoeidheid en een schaduw van schuld.
“Ik heb gezwegen… te lang heb ik gezwegen. Maar nu moet je zelf beslissen wat je verder gaat doen.”
En op dat moment besefte ik: mijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn.