Leo knikte. Hij voelde iets nieuws en krachtigs in zich ontwaken. Hij zou niet langer een marionet in de handen van zijn moeder zijn. Hij zou zijn eigen leven opbouwen.
Het orkest zette een vrolijke melodie in. De sfeer in de zaal was veranderd. Het was warmer, oprechter. Roberts eenvoudige, oprechte geschenk had het ijs doen smelten. Leo pakte Anna’s hand en ze liepen de dansvloer op. Ze dansten, elkaar diep in de ogen kijkend, hun bewegingen vrij van elke pretentie. Er was alleen liefde, hoop en een gedeeld geloof in hun toekomst.
‘Anna,’ zei Leo zachtjes, terwijl hij haar dichter naar zich toe trok. ‘Laten we gaan.’
Ze keek hem verbaasd aan. « Waarheen? »
‘Naar huis,’ antwoordde hij. ‘Naar jouw—naar ons—huis. Ik heb genoeg van deze hypocrisie.’
Een stralende glimlach verscheen op haar gezicht. Ze wilde niet langer in deze koude, vergulde kamer blijven. Ze verlangde naar warmte en comfort – echt comfort, niet het soort dat ze veinsden. Ze vonden Robert en Leo schudde hem opnieuw de hand. « Dank je wel, voor alles. »
Ten slotte kwamen ze bij Eleanors tafel. Leo boog zich voorover. « Mam, we gaan weg. »
Eleanor keek op, haar ogen rood. De gebruikelijke arrogantie was verdwenen, vervangen door pijn en verwarring. ‘Waar ga je heen?’ fluisterde ze.
‘Thuis,’ zei Leo vastberaden. Hij hoefde niets uit te leggen. Ze begreep het.
Ze verlieten het restaurant en lieten de verbijsterde gasten en de overblijfselen van een uitbundig feest achter zich. De nacht was donker, maar voor hen scheen een helder, hoopvol licht. Het licht van een nieuw leven in een bescheiden maar gezellig huis, gebouwd door de handen van een liefdevolle vader. Een huis waar ze hun eigen gezin zouden stichten, niet gebaseerd op rijkdom of status, maar op liefde, respect en wederzijds begrip. Een thuis dat hun ware erfenis zou zijn.