Het begon allemaal met een telefoontje op een rustige ochtend, zo’n ochtend waarop de zon de keukentafel verwarmt en je jezelf laat overtuigen dat het leven eindelijk een nieuwe wending kan nemen. Vijftien jaar lang draaide mijn wereld om mijn bloemenwinkel, Bloom & Blossom: vroege ochtendtrips naar de markt, slapeloze nachten vol bruiloftsplanning, vakanties waarin ik bloemstukken maakte voor feestjes waar ik nooit naartoe ging. De winkel verkopen was moeilijk, maar het leek de juiste stap. Ik wilde een leven dat niet alleen om werk draaide. Misschien zou ik gaan reizen. Misschien zou ik weer gaan studeren. Misschien zou ik eindelijk eens gewoon even op adem komen.
Het geld dat ik met de verkoop verdiende, veranderde mijn leven niet, maar het was wel het meeste geld dat ik ooit in één keer had gehad. Genoeg om keuzes te maken. Genoeg om te dromen. Ik zat aan de keukentafel, met een afkoelend kopje koffie naast me, toen mijn zus Lisa me belde. Haar stem klonk gespannen, een gevoel dat ik meteen herkende.
“Ivy… mag ik mee? Alsjeblieft.”
Twintig minuten later stond ze in mijn keuken met een kopje waar ze nog nooit eerder uit had gedronken. Haar haar was vies, haar nagels waren afgebeten en haar knie trilde onophoudelijk. Er was geen aanloopje, geen gesprek.
“We raken ons huis kwijt.”
Hij vertelde het allemaal in korte, trillende zinnen. Ricks bouwbedrijf ging failliet. De schulden stapelden zich op. De hypotheekverstrekker nam het over. Ze hadden het al bij zijn ouders geprobeerd, maar dat was nog steeds niet genoeg. Ze hadden geen andere opties.
‘Hoeveel kost het?’ vroeg ik. Dat was altijd mijn rol in het gezin geweest: degene die dingen repareerde.
Hij fluisterde het alsof hij een zonde bekende. « Vijfentwintigduizend. »