De zwelling in Mia’s gezicht was verdwenen. Het tandvlees was genezen en liet een klein, wit litteken achter dat alleen een tandarts zou opmerken – een litteken van haar overleving.
We zaten op een bankje in het park, de herfstzon verwarmde onze gezichten. Ik gaf Mia een chocolade-ijsje.
Ze nam het. Ze aarzelde niet. Ze zocht geen rietje. Ze nam een grote, rommelige hap, het koude ijs prikte in haar tanden.
Ze vertrok even haar gezicht, uit gewoonte, en toen glimlachte ze. Het was een echte glimlach. Een glimlach die haar ogen bereikte. Het was een glimlach die geen geheim verborg, geen stukje plastic achterhield, geen leugen bewaakte.
Ik zag haar lachen terwijl er een druppel chocolade over haar kin liep.
Hij wilde elk woord horen dat ik zei, dacht ik, terwijl ik naar mijn dochter keek. Hij wilde het verhaal beheersen.
Maar hij had het belangrijkste geluid ter wereld gemist. Hij miste het geluid van het lachen van zijn dochter toen ze eindelijk van hem af was. Hij miste het geluid van haar pijnloze kauwen.
De stilte van angst was verbroken. En het enige dat dit moment vastlegde, was mijn hart.