-
- Haal alle lucht uit het deeg door het voorzichtig plat te drukken. Dit herverdelen van de luchtbellen zorgt later voor een fijnere kruimstructuur. Het deeg hoort nu zacht en elastisch te zijn.
- Verdeel het deeg in 27–30 porties en vorm het tot balletjes. Neem de tijd om ze netjes rond te rollen: door spanning op het oppervlak te creëren, rijzen de balletjes later gelijkmatiger. Rol elk balletje daarna uit en rol het weer op; zo ontstaat een compacte structuur die tijdens het bakken luchtig wordt.
- Doe de gevormde deegrolletjes of bolletjes in een ingevette mal. Zorg dat ze licht tegen elkaar aan liggen, maar nog ruimte hebben om te rijzen. Dek opnieuw af en laat staan tot het deeg weer bijna verdubbeld is. Dit tweede rijsproces geeft het brood zijn karakteristieke zachtheid en zorgt voor een gelijkmatige bak.
Als je wilt doorgaan, klik op de knop onder de advertentie ⤵️
Advertentie