Maar voor ons was dat niet het geval.
Die avond vroeg ik Calvin eindelijk wat er aan de hand was. En deze keer luisterde ik echt.
Hij vertelde me alles: de namen, de beledigingen, het meisje dat zijn hoed uit het raam gooide. Hij stopte met tekenen omdat ze zeiden dat zijn tekeningen ‘babyspullen’ waren.
Ik had het gevoel dat ik hem in de steek had gelaten.
Maar vanaf dat moment begonnen de dingen te veranderen.
De school bemoeide zich ermee. Leraren kwamen in actie. Er werden excuses aangeboden. Calvin werd naar voren in de bus verplaatst – naar de ‘VIP-sectie’ van juffrouw Carmen, compleet met een klein bordje.
Twee weken later trof ik hem weer aan de keukentafel aan met zijn stiften – hij tekende een raket. Vooraan zat een buschauffeur die door de ruimte stuurde, met een lachende jongen op de eerste stoel.
Maanden verstreken. De tranen verdwenen. En op een ochtend hoorde ik hem praten met een nerveuze nieuwe jongen bij de halte.
« Hé, » zei Calvin. « Wil je naast me zitten? Ik heb de beste plek. »
En samen klommen ze verder.
Later schreef ik Miss Carmen een handgeschreven brief om haar te bedanken. Om haar te vertellen hoeveel haar vriendelijkheid voor haar betekende.
Ze stuurde er één terug.
« Mensen vergeten hoe zwaar rugzakken kunnen zijn », schreef ze. « Vooral als je meer dan alleen boeken meeneemt. »
Ik draag haar woorden nog steeds met mij mee.
Omdat soms het kleinste gebaar, bijvoorbeeld een hand die terugreikt, alles verandert.