Zijn naam was Mike. Een monteur. Zevenenveertig jaar oud. Bij zijn dochter, Kaylee, was op negenjarige leeftijd leukemie geconstateerd. De verzekering bood wel wat steun, maar het was niet genoeg. Ze verkochten hun huis. Ze werkten onvermoeibaar. Ze haalden geld op via zijn motorclub. Maar ze kwamen nog steeds $40.000 tekort.
‘Ik was aan het verdrinken,’ zei hij. ‘Mijn dochtertje lag op sterven en ik kon haar niet redden.’
Op een dag, in het ziekenhuis, zakte Mike in elkaar op de gang. Sarah zag hem. Ze was niet eens Kaylee’s verpleegster. Maar ze bleef staan. Ze vroeg of het goed met hem ging.
‘Ik heb haar alles verteld,’ zei hij. ‘Hoe ik gefaald had. Hoe ik mijn dochter aan het verliezen was.’
Sarah luisterde. Zonder oordeel. Zonder angst. Alleen met mededogen.
Toen zei hij: « Soms gebeuren er wonderen. Geef de hoop niet op. »
Twee dagen later belde het ziekenhuis. Een anonieme donor had het volledige bedrag van $40.000 betaald. De zorg voor Kaylee was nu gedekt.
« We waren verbijsterd, » zei Mike. « We hebben iedereen ondervraagd. We hebben herhaaldelijk naar het ziekenhuis gebeld. Ze vertelden ons niets. Ze beweerden dat de donor anoniem wilde blijven. »
Kaylee herstelde. Ze raakte in remissie. Drie jaar later werd ze kankervrij verklaard.
Mike zocht jarenlang naar de persoon die haar had gered. Toen, zes maanden geleden, vond hij een bonnetje onder een stapel oude documenten. Er stond een referentienummer op.