2. Beslag maken
Doe de eieren, suiker, olie, kaneel, vanillesuiker, bloem en het bakpoeder in een grote kom. Meng alles tot een glad, romig beslag. Het mag iets dikker zijn dan pannenkoekenbeslag, maar moet soepel genoeg blijven om zich gelijkmatig te verdelen.
Laat het beslag vervolgens 5–10 minuten rusten. Dit geeft het bakpoeder de tijd om te activeren en zorgt ervoor dat de taart straks extra luchtig wordt.
3. Beslag uitrollen en beleggen
Vet een bakplaat of rechthoekige vorm licht in met olie of boter. Verdeel het beslag gelijkmatig over de bodem. Leg daarna de appelpartjes in rijen of in een speels patroon bovenop het beslag. Tijdens het bakken zakken ze lichtjes weg in de cake, wat een prachtige structuur geeft.
Bakken
Verwarm de oven voor op 180–190°C (boven- en onderwarmte). Bak de taart ongeveer 30 minuten, of totdat de bovenkant goudbruin kleurt en een prikker er schoon uitkomt.
Laat de taart even afkoelen voordat je hem aansnijdt. Zo wordt de structuur steviger en komen de smaken beter tot hun recht.