ADVERTISEMENT
ADVERTISEMENT
ADVERTISEMENT

Een wiskundeprobleem op middelbareschoolniveau waar veel volwassenen moeite mee hebben.

Waarom de meerderheid het mis heeft

De verwarring komt voort uit de interpretatie van wiskundige symbolen en de volgorde van bewerkingen. Instinctief lezen velen deze uitdrukking als:

6 ÷ [2 × (1 + 2)]
= 6 ÷ [2 × 3]
= 6 ÷ 6
= 1

Maar dat is niet wat de prioriteitsregels voor operaties voorschrijven.

Een kleine herinnering aan onze middelbare schooltijd.

In de wiskunde is er een simpele regel die we allemaal wel eens geleerd hebben ( en die we inmiddels weer vergeten zijn! ):
we lossen bewerkingen op in de volgende volgorde:

  • Wat staat er tussen  haakjes?
  • Vervolgens de  vermenigvuldigingen en delingen , van  links naar rechts.
  • Tot slot,  optellen en aftrekken.

Laten we deze regel toepassen op onze bekende uitdrukking:

6 ÷ 2(1 + 2)
= 6 ÷ 2 × 3 (omdat 1 + 2 = 3)

En hier lezen we van links naar rechts:

6 ÷ 2 = 3, dan
3 × 3 = 9

Het juiste antwoord is dus  9, niet 1!

vervolg op de volgende pagina

Als je wilt doorgaan, klik op de knop onder de advertentie ⤵️

Advertentie
ADVERTISEMENT

Laisser un commentaire