
De hond zette voorzichtig een stap naar voren. Toen nog één. Hij liep langzaam. Het meisje bleef stilzitten, glimlachte alleen en keek hem recht in de ogen.
En tot ieders kwam de herder dichtbij, boog zich en druk zich zwak tegen de benen van het meisje. Hij snuffelde aan haar knieën, aan de rolstoel, en ging toen voortdurend liggen, recht aan haar voeten, en sloot zijn ogen.
Het meisje stak met bonzend hart haar hand uit — en de hond deinsde niet terug, gromde niet, maar liet zich aaien. Sterker nog — hij zuchtte diep en, vreemd genoeg, viel hij in slaap, daar, aan haar voeten.
In de zaal viel een dodelijke stilte. Mensen geloven hun ogen niet. Iemand fluisterde zelfs:
— Dit is nog nooit gebeurd… Deze hond beet iedereen en vertrouwde niemand.
Het meisje boog zich naar voren en zei zacht:
— Nu ben je van mij. Wij zullen samen zijn.
En inderdaad — die dag ging ze samen naar huis. Het meisje en de “wilde” herder, voor wie iedereen bang was.