« Nee, » zei ze, terwijl ze zich terugtrok. « Je hebt hem weer veilig gemaakt. »
Terwijl ze wegliep, terug naar haar huiswerk en haar mooie toekomst, keek ik naar haar slaapkamerdeur. Meneer Rab zat daar op de plank, zijn ene oog staarde naar de gang.
Hij was niet zomaar een speeltje. Hij was een kluis. Hij was een lokvogel. Maar bovenal was hij de laatste, wanhopige belofte van een moeder die werd nagekomen.
Ik zal het gevaar verbergen. Ik neem de klap op me. Hou je gewoon stevig vast, schat, en laat niet los.
En dat had ze niet. Ze had zich vastgehouden tot de storm voorbij was, tot het gewicht was weggenomen, tot ze licht genoeg was om te vliegen.